Grondbeginselen van boogschieten

Boogschieten
Grondbeginselen van boogschieten

Boogschieten is een sport die door miljoenen mensen over de hele wereld wordt beoefend en die al 350 jaar bestaat. Boogschutters gebruiken een boog om een pijl naar een doel te schieten en zo punten te scoren. Het doel is om de pijl zo dicht mogelijk bij het midden van het doelwit te laten landen.

Boogschutters krijgen punten op basis van hoe dicht ze de pijl bij het midden schieten, met 10 punten voor een perfecte bullseye en minder punten voor het raken van verder weg van het midden. Bij elke wedstrijd schieten de deelnemers hun pijlen in verschillende rondes, ends genoemd. Een typische end bestaat uit 6 pogingen, en een schutter schiet 12 afzonderlijke ends, wat betekent dat ze 72 pijlen schieten in een competitie. De schutter met de meeste punten aan het eind wint de wedstrijd.

Inhoudsopgave

Belangrijke strategieën

Boogschieten Belangrijke Strategieën

Kies de juiste boog: Een boogschutter kan niet zomaar een willekeurige boog pakken en verwachten dat hij het goed zal doen. Boogschieten vereist maatwerk en aanpassingen door de boogschutter. De boogschutter moet de treklengte en het gewicht aanpassen aan zijn lichaam.

Goed mikken: Een boogschietdoel bestaat uit tien cirkels, die elk een verschillend aantal punten waard zijn. Hoe dichter de cirkel bij het middelpunt ligt, hoe meer punten hij waard is.

Timing: Boogschutters hebben niet onbeperkt de tijd om hun pijlen op hun doel af te schieten. Gewoonlijk heeft een boogschutter twee minuten om een eind van drie pijlen af te schieten en vier minuten voor een eind van zes pijlen.

Basisregels

Basisregels boogschieten

Alle boogschutters moeten hetzelfde type boog gebruiken in een wedstrijd. Aangezien sommige soorten bogen pijlen verder wegschieten dan andere, moeten alle soorten bogen hetzelfde zijn om het speelveld op basis van uitrusting gelijk te houden. Boogschutters in de Olympische Spelen moeten bogen gebruiken die recurve-bogen worden genoemd.

Boogschutters kunnen niets aan hun uitrusting toevoegen dat andere boogschutters niet gebruiken. Iedere boogschutter moet van hetzelfde beginniveau zijn.

Een schietschijf heeft tien cirkels, waarvan de cirkels die dichter bij het centrum liggen meer punten waard zijn dan die aan de buitenste ring. Het hoogste aantal punten dat een boogschutter per pijl kan krijgen is 10. Als de schutter het doel volledig mist, verdient hij 0 punten.

Boogschutters moeten op een bepaalde afstand van het doel staan. Bij de Olympische Spelen is dat 70 meter. Tijdens indoorwedstrijden staan de boogschutters meestal 18 tot 25 meter van hun doel af. Bij buitenwedstrijden staan ze op een afstand van 30 tot 90 meter.

Als een boogschutter verkeerd schiet en de pijl valt binnen zijn bereik, kan hij die pijl opnieuw schieten.